Barrique? Tannine? Cépage? 50 wijntermen uitgelegd

Al wordt wijn overal ter wereld gedronken, de taal van wijn is beslist niet universeel. Wijn vindt zijn oorsprong in verschillende landen en er wordt dan ook een groot aantal termen gebruikt om de smaak, kwaliteit en technieken aan te duiden. Het kennen van wijn is dan ook een vak op zich, want zelfs daar is een term voor. Of u zich na het lezen van deze tekst een sommelier kunt noemen? Dat is een tweede. Maar de 50 wijntermen die we hieronder noemen zullen u hoe dan ook helpen uw kennis te verrijken!

  1. Sommelier: een wijnkenner in een restaurant. Als u door de bomen het bos niet meer ziet kan deze mevrouw of meneer u alles vertellen over de wijnsoorten en u zo helpen een keuze te maken.
  2. Wijn en spijs: deze term verwijst naar de combinatie van wijn en gerechten. Niet iedere wijn gaat goed samen met ieder gerecht. Het evenwicht zoeken in de wijn en spijs combinatie is dan ook erg belangrijk.
  3. Tafelwijn: term die wordt gebruikt voor de wijnen die overblijven nadat de beste wijnen al vergeven zijn.
  4. Balans: zoetheid, zuurgraad, tannine, alcohol en body. Een gebalanceerde wijn vindt de juiste balans tussen deze kenmerken.
  5. Afdronk: de smaakindruk die je direct krijgt na een slok genomen te hebben van de wijn.
  6. Ademen: wordt ook wel karafferen genoemd. Dit wordt gedaan om de smaak van jonge kwaliteitswijnen te verbeteren. Door de wijn in een bredere karaf te schenken kan u deze optimaal in contact laten komen met zuurstof. De wijn wordt hierdoor zachter en de aroma’s worden versterkt.
  7. Decanteren: min of meer het tegenovergestelde van ademen. Hierbij schenkt u een oudere wijn over in een hoge, smalle karaf. De wijn komt door voorzichtig schenken minder in contact met zuurstof. Door dit te doen kunt u de wijn van het bezinksel scheiden, wat niet lekker is om te drinken.
  8. Walsen: wijnterm voor het zacht bewegen van het glas om de wijn te laten bewegen in kleine cirkels. Hierdoor komt er meer zuurstof bij de wijn, met als gevolg dat de aroma’s beter naar voren zullen komen.
  9. AOC – Appellation d’Origine Contrôlée: een kwaliteitsaanduiding die in Frankrijk wordt gebruikt voor wijnen en garant staat voor de kwaliteit van wijnen uit een bepaald gebied.
  10. DOC – Denominación de Origen Calificada: dit is de hoogste kwalificatie voor Spaanse wijnen. Alleen Rioja en Priorato hebben in Spanje DOC status.
  11. DOCG – Denominazione di Origine Controllata e Garantita: de hoogste kwalificatie voor Italiaanse wijnen.
  12. Landwijn: ook wel bekend onder de term Vin de Pays, de letterlijke vertaling in het Frans. Dit staat voor een Europese wijn die wel uit een bepaald gebied komt, maar niet aan de richtlijnen van dat gebied voldoet om een titel of kwaliteitsaanduiding met zich mee te dragen.
  13. Fermentatie: fermenteren gebeurt wanneer druivensap verandert in wijn doordat suiker wordt omgezet in alcohol.
  14. Suiker: een term die niet overgeslagen mag worden. Zonder suiker zou er namelijk geen wijn gemaakt kunnen worden. Suiker komt van nature voor in de druif en doordat dit zich omzet in alcohol kan men wijn maken.
  15. Vinificatie: Het proces waarin druiven in wijn veranderen.
  16. Droog: een wijn waarin niet meer dan 0,2% ongegiste suiker zit. Het tegenovergestelde van zoet.
  17. Aroma: de geur die van de wijn afkomt.
  18. Barrique: het Franse woord voor vat. Wijnen die op houten vaten hebben gerijpt krijgen daar bijzondere aroma’s van, zoals vanille, chocola, boter, kokos en karamel.
  19. Tannine: afkomstig van de schillen, pitten en steeltjes. Deze brengen structuur aan in de wijn en zorgen ervoor dat de wijn langer houdbaar blijft.
  20. Cépage: een wijn die gemaakt is van enkel een druivensoort.
  21. Assemblage: een wijn die is gemaakt van twee of meer verschillende wijnsoorten.
  22. Blend: hiermee wordt hetzelfde bedoeld als assemblage.
  23. Supérieur: wijnen die meer dan 15% alcohol bevatten. Al wekt de term de indruk dat dit wat zegt over de kwaliteit is dat niet het geval.
  24. Cru: wijnen waarbij cru op het etiket staat komen van de beste wijngaarden binnen een bepaald wijngebied.
  25. Oude Wereld: de traditionele wijnlanden in Europa. Landen als Frankrijk, Spanje en Italië.
  26. Nieuwe Wereld: verwijst naar de landen die zich buiten Europa bevinden: Australië, Chili en Zuid-Afrika, bijvoorbeeld.
  27. Mondgevoel: hoe een wijn aanvoelt in de mond. Dit kan filmend zijn of strak.
  28. Filmend: een vol, romig gevoel dat doet denken aan het aroma van boter.
  29. Strak: het mondgevoel wat je krijgt bij frisse wijnen met een hoge zuurgraad.
  30. Wrang: wanneer je wangen naar binnen trekken. Een uitdrogend gevoel, vaak omdat de wijn dan nog te jong is.
  31. Body: het gevoel wat wijn in de mond geeft qua structuur en dikte van de wijn. Een wijn kan een lichte, medium of volle body hebben.
  32. Botrytis Cinerea: een hele mond vol. Maar geen volle body, hoor. Botrytis Cinerea is edele rotting, een gunstige schimmel die druiven laat verschrompelen waarna de suikers zich concentreren in de druif met als resultaat zoete en zachte wijnen.
  33. Chateau: een Franse term voor het wijnhuis waar de wijn gemaakt wordt.
  34. Domaine: ook een Franse term die staat voor wijnhuis, maar dan vooral in Bourgogne wordt gebruikt.
  35. Bodega: ook een wijnhuis, maar dan bevindt het zich in Spanje.
  36. Gist: schimmels die enzymen afgeven en gebruikt worden om het fermentatieproces te laten starten.
  37. Flûte: het wijnglas waar mensen mousserende wijnen uit drinken.
  38. Magnum: een fles wijn van 1,5 liter.
  39. Jerobaum: mega wijnfles van 3 liter. Fun fact: in Bordeaux gaan ze nog een stapje verder en hebben wijnen met deze term een inhoud van 5 liter!
  40. Most: gekneusde druiven inclusief schillen, steeltjes en pitten.
  41. Op dronk: wanneer een wijn voldoende gerijpt is en dus gedronken kan worden.
  42. Oxidatie: een wijnfout waarbij de wijn te veel in contact is geweest met zuurstof en als gevolg is gaan bederven.
  43. Kurk: niet de kurk waarmee je de wijn afsluit, maar de bacteriën die deze doen laten ontstaan (TCA).
  44. Muselet: ijzeren kapje dat de kurk van een fles mousserende wijn strak op zijn plek houdt.
  45. Oenoloog: een wijntechnicus die de wijnbouwtechnische wetenschap heeft gestudeerd.
  46. Vinoloog: iemand die veel kennis heeft van wijn, wijnlanden en druivenrassen heeft en een opleiding aan de Wijnacademie gevolgd moet hebben om deze titel te mogen dragen.
  47. Terroir: factoren die de wijn beïnvloeden: grondsoort, ligging van de wijngaard, klimaat en druivenras.
  48. Vintage: wijn van een bepaald oogstjaar.
  49. Viscositeit: de stroperigheid van wijn.
  50. Eiswijn: wijn gemaakt van bevroreren druiven.